The belly rules the mind. ~ Spanish Proverb

vrijdag 24 september 2010

Liefde op het tweede gezicht

Liefde op het tweede gezicht

Ik maakte voor het eerst kennis met de pompoen in een natuurvriendenhuis op een eiland in de Biesbosch, waar je alleen met een bootje kon komen en we tijdens een gezellig weekend met de hele familie moesten slapen in afgedankte ijzeren hoogslapers. Na het ochtendprogramma, ‘Kanoën in de drukste vaargeul van de Biesbosch, een evenwichtsoefening’ en een middag badmintonnen, was het de beurt aan mijn tante om te koken.

Deze tante, van het type tuinbroek, gezondheidssandalen en van dat lekker makkelijke korte haar had haar biologische groententas flink volgestouwd om ons te verrassen met een gezonde, voedzame maaltijd die een goede basis zou leggen voor een actieve avond. In de keuken, die eruit zag alsof er een vulkaan was uitgebarsten, stond zij enthousiast de soep op de borden te scheppen. Mijn maag keerde zich bijna om bij de aanblik van de waterige minestronesoep, waar tussen de stukgekookte soepgroenten enorme schotsen oranje pompoen ronddreven. Ik probeerde dapper de lettervermicelli er tussenuit te vissen en sprak met mezelf af ik dat ik nooit meer pompoen zou eten.

Tot ik mijn Lief tegenkwam, die de pompoen opnieuw introduceerde met een heerlijke, fluwelen pompoensoep waardoor het oranje, knobbelige ding stukje bij beetje mijn vertrouwen wist te veroveren. Nu, bijna tien jaar later, ben ik er gek op. Niet alleen in de soep, maar ook in de pastasaus of tajine. Zelfs in een salade is hij erg lekker:

Salade met witlof, pompoen en geitenkaas (4 personen)

Ongeveer 1 kilo witlof
Een kleine (fles)pompoen
200 gram geitenkaas of feta, in blokjes
1 rode ui
1½ theelepel gedroogde tijm of een paar takjes verse
Klein handje pijnboompitten, geroosterd
Zout
Peper
Olijfolie
Citroensap

Verwarm de oven voor op 180 graden en snijd de pompoen doormidden (de schil mag eraan blijven zitten). Verwijder de zaden en draden met een lepel en snijd de helften in halve manen van ongeveer 2,5 cm dik. Smeer het vruchtvlees in met wat olijfolie, zout, peper en een beetje tijm en rooster de pompoen ongeveer 25 minuten in de oven of totdat hij zacht is. Hierdoor krijgt hij een nootachtige, zoete smaak die heerlijk past bij de bittere witlof.
Snijd intussen de rode ui in halve maantjes en besprenkel deze met wat zout en citroensap. Zo wordt de ui minder scherp en krijgt hij een mooie roze kleur.
Laat de stukken pompoen afkoelen en maak in de tussentijd de witlof schoon. Trek daarna voorzichtig de schil van de pompoen en breek het vruchtvlees in stukken. Meng de witlof met de rode ui, pompoen en de rest van de tijm. Verdeel de kaas en de pijnboompitten er overheen. Lekker met een honing-mosterddressing of een gewone dressing van olie en azijn.

woensdag 22 september 2010

Huisvlijt - bak-ker-tje spelen

Ik had het me nog zo voorgenomen, mij zou het nooit overkomen, nee, echt niet, niets voor mij, er zit te veel suiker in, ik heb een vetfobie en je kunt het nooit eten zonder helemaal onder te zitten. En het is een rage, ik doe daar niet aan mee en daarmee basta.

Maar wat zijn ze schattig, kleine kunstwerkjes, luchtig, bijna te mooi om op te eten in hun snoezige bakjes, een foto waard.

En voor ik het wist was ik verkocht. Cupcakes. Een rage in Amerika die ook in Europa begint door te sijpelen. Vorig jaar had ik me al gewaagd aan de lekkere én gemakkelijke Nigella Lawson fairy cakejes, maar toen ex-studiegenote K me voor mijn bruiloft een prachtexemplaar cadeau deed en mijn collega's tijdens mijn huwelijksreis verraste met een schitterende stapel cakejes, wist ik dat cupcakes veel verder gingen dan fairy cakejes met suikerglazuur met muisjes. Nieuwsgierig geworden schuimde ik het internet af en vond tussen de enorme aantallen suikerzoete truttige taartenfrulsites gelukkig ook coole cupcakechics en bakfanaten. In de boekwinkel neusde ik tussen de roze/paars/groen/blauwe boekjes met de meest waanzinnige cakedesigns en geïnspireerd door lieve kleurtjes en spannende smaakjes, kon ik mij op een regenachtige maandagavond niet langer bedwingen en begon te bakkerellen. Drie dozijn cupcakes rolden er van de band, om mijn hardwerkende collega's een hart onder de riem te steken. Zonder topping, frosting of glazuur, want daar durfde ik mij nog niet aan te wagen.

De cupcakes waren een succes, de collega's zwoegden een klein beetje opgemonterd voort en ik kreeg de smaak steeds meer te pakken. Enthousiast verdiepte ik me in rolfondant, uitsteekvormpjes, kleurstof en botercrème. Op slinkse wijze nodigde ik mezelf bij een vriendin uit om haar te helpen met de cupcakes voor het verjaardagsfeestje van haar dochter. De hele middag leefde ik me uit met het gekleurde rolfondant, ik boetseerde muisjes en paddenstoeltjes, stak blaadjes uit; heerlijk, de tijd vloog voorbij!

Een paar weken later vierde een goede vriend van ons zijn verjaardag, tijd om nog eens een lading cakejes te bakken en met een vriendelijk engelensmoeltje te laten vragen door Liefste of ik de jarige er soms blij mee kon maken. Dit keer wilde ik dan ook wel eens een frosting uitproberen én rolfondantfiguurtjes. Het zouden kaneelcupcakes met speculaas-creamcheesefrosting worden. Het recept voor de frosting was supergemakkelijk, de keukenmachine zou het werk doen en ik kon het de avond van tevoren al maken. Een spuitzak had ik niet, maar dat was slechts een detail, ik had Jamie Oliver al honderd keer een diepvrieszak als spuitzak zien gebruiken, dus dat zou ook zo gepiept zijn. Ware het niet dat ik de volgende ochtend tot mijn polsen volzat met frostingsmurrie, omdat ik in mijn pragmatisme had bedacht dat het lekker en handig zou zijn om de speculaas alvast te verkruimelen en door de creamcheese te roeren, er even niet bij nadenkend dat die kruimels natuurlijk niet door de kleine opening van de zak zouden gaan. Kon ik alles alsnog uit de slappe, alle kanten op bewegende, diepvrieszak scheppen en op de cakejes smeren. Hoe doe je dat netjes als er overal stukken speculaas uit komen piepen? Uiteindelijk heb ik de frosting er redelijk netjes op kunnen krijgen en ze heel voorzichtig in een taartdoos gezet. De rolfondant figuurtjes had ik de avond van tevoren al tussen plastic gelegd, dus die hoefde ik er later alleen maar op te leggen. Nog wat speculaasjes stukslaan voor de finishing touch en off we go!

Volgende uitdaging: in de auto stappen met een doos cupcakes met bederfelijke frosting en daarop balancerend een doos met breekbare rolfondanten figuurtjes die niet nat mogen worden en zeker niet door de auto mogen vliegen. En juist op deze dag had mijn Lief besloten dat hij de snelste weg naar het dorp waar de jarige woont niet meer kon vinden. Hij stuurde ons door kleine straatjes met verkeersdrempels, bochten, hobbelige steentjes en treinsporen om uiteindelijk uit te komen bij een weg die je normaal alleen in Mozambique kunt vinden, vol gaten, met een zeer zachte berm, maar vooral vol water. Onze Bep is geen Landrover! Dus linksomkeert om met drie kwartier vertraging eindelijk binnen te vallen bij de jarige. In de keuken nog even snel de cakejes afwerken en dan was het eindelijk tijd voor het Oh-en-Ah-moment.

Het volgende project was mijn verjaardagsfeest en deze keer wilde ik wel eens proberen om roze botercrème te maken voor op mijn bruine chocoladecupcakes. Tegen al mijn overtuigingen in kocht ik een mix waar ik alleen nog boter en suiker bij moest doen. Supergemakkelijk, of zo leek het toch. Maar waarom werd het dan vloeibaar? Op het pakje stond toch dat de mixer op de hoogste stand moest staan? Liefste opperde voorzichtig dat de snelheden van de keukenmachine misschien niet echt te vergelijken waren met die van een handmixer. Had-ie dat niet wat eerder kunnen zeggen? Nu had ik roze botermilkshake! De volgende ochtend was de boter natuurlijk keihard, zoals ik al had verwacht. Zou ik het nog mooi luchtig krijgen voordat de gasten voor de deur stonden? Voor de kaneelcupcakes had ik gekozen voor de creamcheesefrosting die ik net een beetje anders maakte dan het eerste recept, iets meer boter, iets minder creamcheese en geen citroensap en vooral geen stukjes! Na een nachtje in de koelkast was deze frosting bovendien nog perfect smeuïg en handelbaar. Na een paar uur buiten de koelkast was de botercrème ook wel een beetje opgewarmd, maar het werd geen overweldigend succes. Bovendien is werken met zo'n spuitzak helemaal niet zo simpel als het eruit ziet! Ik waande me al een soort cakeboss, met hetzelfde temperament, maar helaas met heel wat minder skills.

Zorgvuldig gepositioneerd op de juiste attributen zagen de cakejes er toch nog best mooi uit, hoewel de botercrème bij het gros van mijn vriendinnen geen overweldigend succes was. Zelf vond ik het ook niet zo geslaagd, hoewel het roze er wel erg leuk uitzag. De volgende keer houd ik het denk ik maar gewoon bij mijn aangepaste creamcheesefrosting. Nu nog een slachtoffer vinden om cakejes voor te maken (duivelsmoeltje)...



Het regenseizoen komt eraan, dus genoeg zondagmiddagen om te bakkerellen! Kijk in mijn blogroll en bij de links voor coole cakechicks en hun kunstwerkjes!

maandag 20 september 2010

Daar liggen ze met zijn allen naar me te blinken, naar me te lonken met hun strakke lijfje, hun gladde velletje en hun parmantige steeltje dat schalks omhoog steekt. Felrood, geel, groen en oranje; de felle kleuren zetten mijn zintuigen op scherp. Ik betast ze, knijp in ze, streel ze bewonderend, ruik aan ze, vlij ze bijna liefdevol in mijn wagentje, bijna...
Deze verleidelijke loverboys en courtisanes zijn er bijna in geslaagd om met mij de pan in te duiken om daar met hun overheersende persoonlijkheid beslag te leggen op al mijn andere ingrediënten, ze te besmeuren met hun smaak en geur totdat er niets anders overblijft dan dat. Paprika.

De hele avond voelt mijn maag als een soort flipperkast waar de enzymen in mijn maag om het hardst proberen de paprika door mijn slokdarm omhoog te katapulteren. En het frustrerende is dat paprika tegenwoordig werkelijk overal in schijnt te zitten. Het is helemaal geïnfiltreerd in de volkskeuken, er niet meer uit weg te slaan. Was het vroeger nog een 'leuk kleuraccent', nu is het een vast bestanddeel geworden van salades, veggieburgers en wokgroenten en broodbeleg. Wat een afknapper om hongerig aan te willen vallen op een lekker uitziende tabouleh en dan te ontdekken dat er overal van die smerige rode of groene stukjes inzitten die de hele salade hebben doordrenkt met hun smaak zodat het ook geen zin meer heeft om ze eruit te vissen.

Maar het allerergste vind ik toch wel het gebrek aan fantasie van koks als het over vegetarische schotels gaat. 'Laten we eens gek doen en naast de courgette en champignons niet één, niet twee, maar drie kleuren paprika gebruiken in de vegetarische pastaschotel van vanavond, een gedurfd kleurenpalet!' Waarop ik dus tien minuten bezig ben om de stukken paprika over de rand van mijn bord te draperen of te verdelen onder mijn tafelgenoten en ik kale pasta overhoud met hier en daar een vochtig stukje courgette en een verdwaalde champignon uit blik. Weg eetlust.

Ooit heb ik eens een poging gedaan om een paprika te villen. Dan zou-ie beter te verteren zijn. Eerst blakeren in de gasvlam (het leukste gedeelte!) en dan in een met huishoudfolie bedekt schaaltje laten stoven totdat het velletje loslaat. En dan is-ie ineens niet meer zo stoer, de slappeling! Maar velletje afstaan, ho maar. Mijn handen en mes bedekt met plakkerige zwart/rode fliebertjes en witte pitjes. Rood sap onder mijn nagels en hardnekkige stukken vel die niet afgestroopt willen worden. En na al die moeite tot de ontdekking komen dat het ding nog hetzelfde smaakt, zelfs nog smeriger door het blakeren, en heus niet lichter verteerbaar.

Daarom mijn waarschuwing: Laat je niet verleiden door mooie kleuren, strakke velletjes en parmantige steeltjes. Het is een venijnig ding dat langzaam je leven binnensluipt en het op een dag overneemt. Stop nu het nog kan, er is leven na de paprika!

vrijdag 17 september 2010

Niet voor watjes

Nederlandse kinderen kregen vroeger levertraan, Zweedse kregen boter voor watjes. Als de temperatuur buiten tot ver onder het vriespunt was gedaald, de wind guur om het huis huilde, er meters sneeuw lag en het tijd was voor de wollen borstrok, werd de weerstand van de kindjes gesterkt met grote stukken knäckebröd met een dikke laag 'Messmör' (Watjesboter. 'Mes' is slang voor watje) erop. Boordevol ijzer, mineralen, kalcium en melkweiproteïne.

Om de weerstand in de zomer op peil te houden is er nu ook Messmörroomijs. Na flink aandringen van Zweedse locals, want toch 'veel beter dan dat van Nora, dat heeft geen smaak', een ijsje gaan eten bij Neerings i Grythyttan, een ijssalon die wordt gerund door een Nederlands echtpaar in Grythyttan (waar ook Måltidens hus is, een centrum voor eten en drinken. Smullen voor mij!). Hier hebben ze tussen het aardbeien-, bramen-, kersen/chocolade- en Irish Dreamijs ook een bak Messmörijs. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt: het ziet eruit als vannille-ijs, maar zou het ook zo smaken? De eigenaresse, Corrie, geeft me een klein lepeltje om te proeven en legt me uit wat Messmör is. Op het eerste gezicht smaakt het hapje wel ok, ik kan de smaak niet echt thuisbrengen, maar het is wat mij betreft verder niet echt een smaaksensatie. Ik laat me toch liever verleiden door de cherrymania (met grote stukken chocolade!) en het bramenijs.

Terwijl we buiten ons - inderdaad heerlijke - ijsje opeten, vraagt Corrie of ik zin heb om eens the real thing te proeven, de echte Messmör. Stoer zeg ik ja; als Scandinaviste moet je natuurlijk op de hoogte zijn van het gastronomische erfgoed. Bovendien wil ik me als zelfuitgeroepen foodie niet laten kennen, hoewel de opmerking 'ik ga even een lepel halen!' van Corrie wel erg vrolijk is. Ik krijg een lepel met een grote dot Messmör erop. Even denk ik nog dat het een heerlijk romige kruising zal zijn van vanille, boter en roomkaas, maar mijn instinct behoedt me er gelukkig voor om een grote hap te nemen.

Voorzichtig neem ik een klein hapje, godzijdank, want ik vind dit helemaal niet lekker! Wat bezielde die Zweedse mamma's om dit aan hun kinderen mee te geven? Het smaakt naar boter, smeerkaas en koeien/geitenstal. Een beetje op mijn plaats gezet geef ik de nog bijna volle lepel weer terug aan een grinnikende Corrie. Leedvermaak?

In de supermarkt ga ik op onderzoek uit in het koelvak. Er blijken een heleboel soorten van dat spul te bestaan, ook van geitenmelk. Later lees ik op Wikipedia dat dit product ook iets te maken heeft met de beruchte Noorse brunost (Zweeds: mesost), een zoetig smakende, karamelachtige 'kaas' voor op brood. Ook niet iets waar je me midden in de nacht voor wakker hoeft te maken.

En dan te denken dat al die kindjes vroeger heldhaftig winter in winter uit braaf hun crackertjes met deze 'boter' opaten. Het zou 'hjältesmör' (heldenboter) moeten heten, want het is bepaald geen voer voor watjes!

donderdag 16 september 2010

Op Blåbärjacht

Nog geen twee dagen in Zweden en ik word al meteen 'spontaan' uitgenodigd om mee te gaan op blauwe bessenjacht. Mijn moeder ziet de – overigens uiterst schattige – buurman met zijn versleten laarzen, pet en blauwebessenplukschepje klaarstaan en flapt eruit: ‘O, dat vindt Marèse zo leuk, mag ze niet mee?’ De buurman mompelt wat, vindt het geen probleem en haalt ergens uit zijn garage nog een plukschepje. Ik moet volgens hem wel ‘betere schoenen’ aan doen, dus weg Birkenstockslippers, en bergschoenen aan. Ondertussen heeft de buurman (Nils) nog een emmer gevonden en zijn loopkruk ergens vandaan geplukt en zo lopen we langzaam de berg op, het bos in.

We gaan letterlijk dóór het bos, Nils laat zich niet tegenhouden door overhangende takken, rotsen, struiken en lang gras. Met kruk en al worstelt hij zich met zijn versleten laarzen al speurend naar de bessenstruiken de berg op terwijl ik mijn best moet doen om hem bij te houden en niet weg te zakken in de drassige mosgrond. Rookie die ik ben. Bovendien ben ik doodsbang dat de arme man iets overkomt daar boven op de berg. Ik heb voor de zekerheid mijn telefoon maar even in mijn zak gedaan. Pas later merk ik dat ik helemaal geen bereik heb.

Boven op de berg vind ik wat bessenstruikjes en terwijl Nils doorstiefelt begin ik de weinige bessen die er nog zijn te plukken. Best onhandig als je een emmer en een plukschepje in je hand hebt en je handen eigenlijk nodig hebt om te plukken en om jezelf te ondersteunen. Als ik over een met mos begroeide rots wil klimmen, glijd ik heel oncharmant met mos en al van de rots af en tot overmaat van ramp kiept de emmer met mijn armzalige buit om zodat alle bessen eruit rollen. Ik gluur voorzichtig over de rots, maar Nils is al achter de heuvel verdwenen en heeft gelukkig niets gezien van mijn kneuzenactie. Een beetje beschaamd klop ik het mos van mijn broek en probeer ik de weggerolde bessen voorzichtig weer in de emmer te vegen.

Op weg naar beneden, ook weer dwars door het bos, mos en water heen, struikelt Nils een keer en kukelt hij om doordat zijn laars tot twee keer toe wordt vastgezogen in het water onder het mos. Mijn onhandige pogingen om hem weer overeind te helpen helpen niet; koppig als hij is wil hij het zelf doen en daar gaan we dus weer, de beek over, het bos in, dat steeds dichter wordt. Ondertussen moet ik natuurlijk ontzettend plassen, maar ik zie het niet zitten om ergens in het bos te hurken terwijl Nils ergens tussen de bomen verdwijnt en ik hopeloos verdwaal. Helaas is ook hij op een gegeven moment de weg kwijt en bromt hij verbaasd: ‘Waar zijn de huizen nu gebleven?’. Benepen mompel ik of we dan niet gewoon langs het pad kunnen lopen, maar volgens hem is dwars door het bos toch het snelste. Ik hoop het van harte, want het water is me al bijna tot de neus gestegen. Hij vindt de huizen uiteindelijk toch terug en uit pure dankbaarheid schenk ik hem mijn buit. Zonder mij had hij die immers zelf kunnen plukken.

Later die middag doen we nog een halfhartige poging: ik speel blåbärstaxi en Nils gaat verder met zijn blåbärspeurtocht. Het mag niet baten; de met zijn tienen in een vakantiehuisje gepropte Aziaten hebben een ware blåbärrazzia gehouden in alle omliggende bossen waardoor er bijna niets meer over is voor de dorpsbewoners.



Maar de volgende dag heb ik een stiekem succesje. Tijdens een wandeling met mijn Lief, schitteren er ineens overal blåbärstruikjes die net genoeg bessen opleveren voor een paar ontbijtjes. Dit keer vervoer ik ze in een dichtgeknoopt zakje en kijk ik uit waar ik mijn voeten neerzet. Misschien ben ik over een paar jaar dan een echte blåbärplockpro en kan mijn wens van een plank met potten zelfgemaakte blåbärjam eindelijk in vervulling gaan.